Het Kerstverhaal

Jozef en Maria wonen in Nazareth. Jozef en Maria gaan binnenkort trouwen. Op een mooie dag verschijnt er een engel aan Maria. Hij vertelt haar dat ze een heel bijzonder kind gaat krijgen. Een kind dat later als het groot is er zal zijn voor alle mensen en vrede en liefde zal brengen.

Als Maria het vertelt aan Jozef gelooft hij zijn oren niet en wil het liefst de verloving verbreken. Ook aan Jozef verschijnt de engel en zegt hem dat hij het kind Jezus moet noemen wat redder betekent. Jozef trouwt toch met Maria en al snel is Maria zwanger.

Keizer Augustus houdt een volkstelling. Daarom moeten Jozef en Maria naar Bethlehem. Nergens is voor hen nog een plaats in de herberg. Alleen in een stal is nog plaats daar wordt Jezus geboren. Er verschijnt een heldere ster aan de hemel. Die wordt gezien door drie koningen. Er moet ergens een nieuwe koning geboren zijn. Ze zadelen hun kameel op en gaan de ster volgen.

Zo komen ze uit bij het land van koning Herodes. Koning Herodes weet ze te vertellen dat de voorspelling is uitgekomen. De koningen gaan op zoek naar de stal in Bethlehem. Ook schaapherders in de velden rondom Bethlehem zien de heldere ster en krijgen zelfs bezoek van een heel engelenkoor. De herders gaan ook op zoek naar de stal. Die hebben ze natuurlijk snel gevonden. De herders vinden het zo’n bijzonder kind en knielen bij hem neer. Dan arriveren ook de drie koningen en om Jezus te eren hebben ze wierook, mirre en goud meegenomen.

Zo hebben ze allen hun nieuwe koning gevonden.